Iedere mentor krijgt vroeg of laat te maken met leerlingen die blokkeren zodra de druk toeneemt. Denk aan een proefwerkweek, een onverwachte presentatie of een stapel huiswerk die groter lijkt dan normaal. Waar sommige leerlingen dat zien als een uitdaging, schieten faalangstige leerlingen juist in paniek: “Dit gaat mij nooit lukken!”
Heb je in je mentorgroep ook leerlingen die in paniek schieten zodra ze wat meer taken krijgen dan ze gewend zijn? Leerlingen die onzeker worden bij nieuwe of extra opdrachten? Zij worstelen vaak met faalangst dat volgens recente onderzoeken bij veel scholieren voorkomt. Bij de begeleiding van deze leerlingen is het belangrijk dat zij stap voor stap een positiever beeld van zichzelf opbouwen (Van Lieshout, 2002). Als mentor kun je daarin een belangrijke rol vervullen.
Een positief zelfbeeld is erg belangrijk
Faalangstige leerlingen hebben vaak een negatief beeld van hun eigen kunnen. Ze focussen zich op wat misgaat en vergeten hun eerdere successen. Volgens onderzoek van Zeidner (2019) helpt het herhalen en benoemen van eerdere succeservaringen om zelfvertrouwen te vergroten.
Door regelmatig stil te staan bij successen, ontwikkelt een leerling een realistischer en positiever beeld van zichzelf.
Taken opdelen in kleine stappen
Veel faalangstige leerlingen ervaren een grote taak als een onoverkomelijke berg. Door opdrachten op te delen in kleine, haalbare stappen wordt de druk lager en het overzicht groter. Dit sluit aan bij onderzoek van Meersbergen & Jeninga (2012), die laten zien dat leerlingen beter functioneren in een gestructureerde leeromgeving.
Voorbeeld uit de klas: Een werkstuk kan worden opgeknipt in vijf deelstappen: onderwerp kiezen → bronnen zoeken → plan maken → tekst schrijven → presentatie voorbereiden. Elke stap levert een succeservaring op.
Een hulpmiddel hierbij is de Pomodoro-techniek: 25 minuten geconcentreerd werken, gevolgd door een korte pauze. Uit onderzoek van Cirillo (2020) blijkt dat deze methode niet alleen de productiviteit verhoogt, maar ook stress verlaagt.
Actieve en passieve faalangst: herken het verschil
Niet alle faalangst uit zich op dezelfde manier. Onderwijspsycholoog Depreeuw (1995) maakte een onderscheid tussen:
- Actieve faalangst: leerlingen werken extreem hard, maar vinden geen rust en blijven piekeren.
- Passieve faalangst: leerlingen vermijden taken, stellen uit en zoeken afleiding.
Recente studies bevestigen dit onderscheid (Putwain & Symes, 2020). Als mentor is het waardevol om beide patronen te herkennen, zodat je begeleiding kunt afstemmen:
- Actieve faalangstige leerlingen hebben baat bij ontspanning en relativering.
- Passieve faalangstige leerlingen hebben juist behoefte aan kleine succeservaringen en duidelijke structuur.
Leer prioriteiten stellen en plannen
Veel faalangstige leerlingen verliezen zichzelf in details van één opdracht en vergeten de rest. Uit onderzoek van Schunk & DiBenedetto (2021) blijkt dat leerlingen beter leren wanneer ze ondersteund worden in het stellen van concrete leerdoelen en prioriteiten.
Mentortip: Maak samen met je leerling een weekplanning. Begin met vaste deadlines (toetsen, inlevermomenten) en vul die aan met kleinere taken. Door overzicht te creëren, neemt de druk af.
Mentoren als sleutel tot succes
Als mentor ben je vaak de eerste die signalen van faalangst ziet: uitstelgedrag, huilbuien of paniek voor toetsen. Jij kunt leerlingen helpen door structuur te bieden, successen zichtbaar te maken en te werken aan zelfvertrouwen. Onderzoek van Donker et al. (2021) benadrukt dat sociale steun van mentoren en docenten belangrijk is voor het verminderen van faalangst.
Slim Studeren VO: lesmateriaal voor mentorlessen
Wil je als mentor praktisch aan de slag? Het programma Slim Studeren VO biedt kant-en-klare lessen en oefeningen om (faalangstige) leerlingen te ondersteunen. Van studievaardigheden en leerstrategieën tot mediawijsheid en sociale vaardigheden. Je hebt direct bruikbare materialen voor jouw mentorgroep.
Met thema’s als groeimindset, studievaardigheden en sociale vaardigheden sluit het programma goed aan bij de behoeften van (faalangstige) leerlingen. Zo vergroot je hun veerkracht én hun vertrouwen in zichzelf.